Vrouw in zondagse dracht
De Cadzandse dracht is een eenvoudige dracht. De vrouw draagt een ondermutsje van zwarte stof waarin gouden mutsenbellen gedragen worden. De bovenmuts is gemaakt van Mechelse kant en wordt verstevigd met een karkasje. De vrouw draagt het haar strak naar achteren met een scheiding in het midden. Rond de hals draagt ze kleine bloedkoralen. Aan het lijf draagt ze een jak van zwarte, bruine, blauwe of groene stof, versierd met kraaltjes en kant. Daaronder draagt ze een zwarte rok. Over de rok wordt een zwart zijden schortje met kanten versiering gedragen. Rond het middel draagt de vrouw een zijden lint dat aan de linkerkant wordt vastgeknoopt. Wanneer de vrouw naar buiten gaat, draagt zij een manteline. Dit is een mantel met een grote capuchon die over de muts past. De manteline is afgezet met zwarte kant en kraalwerk en heeft aan de voorzijde een zilveren sluiting. De vrouw kan een horloge, een broche en een spoormandje of fluwelen tas bij zich hebben.
Daagse dracht
Door de week draagt de vrouw een mutsje van gebloemd batist met een rand van bolletjes batist. De overige kleding is van goedkopere stof gemaakt dan de zondagse kleding.
Rouwdracht
In de rouw draagt de vrouw een effen muts van battist. De mutsenbellen zijn dan zilver met zwart. In plaats van bloedkoralen worden zwarte kralen gedragen met een eenvoudig slotje.
Kinderdracht
Een meisje draagt een gebloemd manteltje van wit batist. Ze draagt een satijnen schortje over een blauwe of bruine rok. Op het hoofd draagt ze een gehaakt of kanten mutsje, soms een hoedje.