De kleding en sieraden van het Middelburgs ambacht zijn gelijk aan de gewone Walcherse dracht, al is alles iets bescheidener. Het verschil zit in de muts; deze toont gelijkenissen met de oorspronkelijke Walcherse meisjesmuts.
De dracht van het Middelburgs ambacht werd gedragen door de meisjes in en rondom Middelburg zoals Veere, Abeele, Souburg, Koudekerke en Vlissingen. Deze meisjes gingen vaak dienen in de stad. ‘Mevrouw’ vond de lange mutsen zo mooi staan dat ze aan de meisjes vroeg ze of deze muts bleven dragen in plaats van het kleine Walcherse kapje te gaan dragen. Een bijkomend voordeel is dat het opmaken van deze muts eenvoudiger is dan het opmaken van de volwassen muts.
In de muts zijn twee varianten te onderscheiden: de bultmuts en de sluier- of staartmuts. Hiervoor bestaan verschillende benamingen. De muts was vroeger gemaakt van geborduurde tule of kant, later werden ze van feston of broderie gemaakt. Aan de strik aan de achterkant van de muts is te zien waar het meisje vandaan komt. Op Westkapelle en Domburg ontbreekt de strik. Ook aan de staart van de muts kan men zien uit welk dorp het meisje afkomstig is. In Koudekerke en Biggekerke droeg men de algemene vorm, deze was gebult en de kop van achteren ingedrukt. In Westkapelle en Domburg was de staart geplooid en de kop niet ingedrukt.
De dienstmeisjes droegen bij deze lange muts een witte schort en bij het serveren van het diner soms witte handschoenen. Meisjes droegen het haar in een scheiding; volwassenen dragen het haar in een grote rol boven het voorhoofd.