Hulst

Vrouw in zondagse dracht

De Hulster dracht is beïnvloed door de kleding uit Brabant en Vlaanderen. De vrouw heeft een bovenmuts van tule die de vorm heeft van een bolvormige zak. De bol van de muts is geborduurd. Aan de muts hangen tot op de borst twee slippen, afgezet met kant en verzwaard met spelden. Rond de muts zit een geborduurde band. De vrouw heeft in haar oren gouden puntenbellen of eikelbellen. Rond de hals draagt ze bloedkoralen met een gouden driedelig slot. Ook draagt ze een gouden ketting met een medaillon of kruis en een gouden broche. De vrouw draagt een japon van zwarte stof of merinos wol. De rok en de mouwen zijn versierd met fluweelband. Over de japon draagt ze een omslagdoek van kasjmier of zijde, waarvan de punten op de borst kruisen. Over de japon wordt een zijden schortje versierd met kant gedragen. Aan de voorzijde van de schort zit een strik. Wanneer de vrouw naar buiten gaat, draagt zij een manteline. Dit is een mantel met een grote capuchon die over de muts past. De manteline is afgezet met zwarte kant en kraalwerk en heeft aan de voorzijde een zilveren sluiting. Verder heeft de vrouw een spoormandje of fluwelen tas met beugel bij zich om kleine benodigdheden in mee te nemen.

Rouwdracht

In de rouw is de muts gemaakt van effen tule met een zwarte band. De oorbellen zijn zilver in plaats van goud.

In Hulst was de mannendracht rond 1900 vrijwel geheel verdwenen. De laatstgedragen mannendracht had veel overeenkomsten met de oude drachten van de andere Zeeuwse eilanden.